
Jurisprudentie
AZ3019
Datum uitspraak2006-11-08
Datum gepubliceerd2006-11-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6958 WUBO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6958 WUBO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen sprake van blijvende invaliditeit ten gevolge van het oorlogsgeweld.
Uitspraak
05/6958 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 8 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is beroep ingesteld tegen het ten aanzien van appellant door verweerster genomen besluit van 6 oktober 2005, kenmerk JZ/I/70/2005, ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, hierna: de Wet.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2006. Aldaar is appellant verschenen bij gemachtigde mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Heerlen. Verweerster heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door J.J.G.A. Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 10 november 2005 heeft verweerster aan appellant kenbaar gemaakt dat het door hem op 5 oktober 2005 ingezonden medisch rapport van de arts A.S.E.P. Textor van 1 juni 2005, dat is uitgebracht in het kader van de toepassing van de Algemene oorlogsongevallenregeling (AOR), verweerster geen aanleiding geeft haar in het bestreden besluit neergelegde standpunt te wijzigen. De Raad zal deze nadere standpuntbepaling van verweerster in zijn beoordeling van het thans voorliggende geschil betrekken.
Blijkens de gedingstukken is appellant, geboren in 1930 in het voormalige Nederlands-Indiƫ, getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet, te weten; tewerkstelling tijdens de Japanse bezetting en internering in Buitenzorg tijdens de Bersiap-periode. Bij besluit van 24 oktober 1996 heeft verweerster geweigerd appellant te erkennen als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet, omdat hij niet voldoet aan de daartoe ingevolge de Wet geldende eis dat sprake is van tot blijvende invaliditeit leidend lichamelijk en/of psychisch letsel ten gevolge van dit oorlogsgeweld. Verweerster heeft dit standpunt gebaseerd op het advies van haar geneeskundig adviseur, die na onderzoek van appellant tot het oordeel is gekomen dat zijn lichamelijke klachten duidelijk uit andere oorzaken voortkomen dan het oorlogsgeweld en zijn psychische klachten die wel aan het oorlogs-geweld zijn te relateren geen invaliditeit in de zin van de Wet opleveren. Verweerster heeft haar in het besluit van 24 oktober 1996 neergelegde standpunt na door appellant gemaakt bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 januari 1998.
Bij schrijven van 16 december 2004 heeft mr. J.C.M. van Berkel voornoemd zich namens appellant tot verweerster gewend met een hernieuwde aanvraag om toekenning van onder meer een periodieke uitkering op grond van de Wet wegens verergering van zijn psychische klachten.
Deze aanvraag van appellant is voor verweerster aanleiding geweest appellant te onderwerpen aan een medisch onderzoek, uitgevoerd door de arts G. Kho, die op grond van de hem ter beschikking staande medische informatie alsmede op grond van zijn bij onderzoek verkregen bevindingen tot het oordeel is gekomen dat de psychische klachten van appellant geringe tot matige beperkingen geven in zijn dagelijks functioneren, maar hem niet invalideren als voor toepassing van de Wet vereist. Verweerster heeft dit standpunt bij haar besluit van 20 april 2005 gevolgd en de aanvraag van appellant afgewezen op de grond dat geen sprake is van blijvende invaliditeit ten gevolge van het oorlogsgeweld. Dit standpunt heeft verweerster na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij haar thans bestreden besluit en bij haar nader besluit van 10 november 2005.
De Raad heeft in de gedingstukken van medische aard geen aanknopingspunten kunnen vinden om het standpunt van verweerster voor onjuist te houden. Het nader door appellant ingezonden medische rapport van de arts A.S.E.P. Textor voornoemd heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen. Deze arts komt weliswaar tot de conclusie dat voor toepassing van de AOR moet worden uitgegaan van een psychische invaliditeit van 25% bij appellant, doch bij deze inschatting is meegewogen de omstandigheid dat bij appellant sprake is van ten gevolge van een beginnende ziekte van Parkinson opgetreden extra lijdensdruk, omdat hij door zijn lichamelijke klachten sterker is teruggeworpen op het verblijf in zijn kleine woning en op piekergedrag. Deze omstandigheden die het gevolg zijn van een niet met het oorlogsgeweld in verband te brengen lichamelijke aandoening (Parkinson) kan de Raad niet bij de beoordeling van het thans aan de orde zijnde geschil betrekken, aangezien bij de vraag of sprake is van invaliditeit in de zin van de Wet slechts die aandoeningen kunnen worden mee gewogen, die rechtstreeks met het oorlogsgeweld in verband te brengen zijn. Met betrekking tot de rechtstreeks aan het oorlogsgeweld te relateren psychische klachten van appellant en de daardoor optredende beperkingen ziet de Raad uit het rapport van de arts Textor geen wezenlijk ander beeld naar voren komen dan verweerster in navolging van haar geneeskundig adviseur G.Kho voornoemd voor toepassing van de Wet heeft aanvaard.
Dit betekent dat het beroep van appellant ongegrond verklaard moet worden.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 november 2006.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
11.10

